donderdag 25 augustus 2011

Gil Courtemanche overleden


Afgelopen vrijdag stierf, naar nu bekend is geworden, de Franstalige Canadese journalist en schrijver Gil Courtemanche, op 68-jarige leeftijd. Hij leed al jaren aan keelkanker en kon de laatste tijd niet meer spreken – terwijl er weinig was dat hij liever deed dan dat. Een gesprek met hem was overdonderend: altijd was hij boos of verontwaardigd over wat er aan onrecht in de wereld gebeurde. Bitter en scherp veroordeelde hij, met zijn raspende rokersstem en grijpend naar zijn altijd volle glas, de moordenaars van Rwanda, een corrupt Afrikaans regime of de foute beslissing van een rechtbank.
Vanaf zijn twintigste werkte Courtemanche als journalist, de laatste vijf jaar vooral in Montreal, voor dagblad Le Devoir. Hij schreef in eerste instantie essays en columns, gebundeld onder de titel Douces colères (Zachte woede), gevolgd door Nouvelles douces colères (Nieuwe zachte woede); en boeken over (inter-)nationale politiek, Québec en de democratie. Al jong kreeg hij de reputatie van linkse, militante vrijdenker, die nooit een blad voor de mond nam en in wiens woordenboek het woord nuance niet voorkwam. Als voormalig marxist beoefende hij ‘le journalisme utile’, nuttige, geëngageerde journalistiek, zei hij in een interview met deze krant. Hij was journalist geworden omdat hij ‘de wereld wilde veranderen’. Hij geloofde dat ‘het informeren van mensen’ zou leiden tot ‘verandering, tot vooruitgang. Als journalist moet je in eerste instantie burger zijn. Je bent de ogen en oren van het volk en dus ben je per definitie politiek geëngageerd, progressief, tegen onvrijheid, tegen onrechtvaardigheid.'' Québec herdenkt hem dan ook als een groot schrijver en een voorbeeld voor jonge journalisten: zijn werk was ‘een aanklacht’ en droeg ‘het stempel van menselijkheid’.
Voor de Quebecse radio en televisie ging hij in de jaren zestig naar de VS, daarna naar Vietnam, Noord-Ierland en Libanon. In 1984 bezocht hij voor het eerst Afrika en deed hij verslag van de hongersnood in Ethiopië. Later maakte hij, in opdracht van niet-gouvernementele hulporganisaties in Kenia, Ivoorkust, Oeganda en Rwanda een documentaire over aids. Na de genocide in Rwanda ging Courtemanche terug en interviewde honderden overlevenden.
Hun verhalen vormen de basis van zijn eerste roman, Een zondag aan het zwembad in Kigali (2000), die in twintig talen werd vertaald. Het boek werd in 2006 door Robert Favreau verfilmd, net als zijn tweede roman Une belle mort (2005). Bovendien trok het Internationaal Strafhof in Den Haag hem aan als adviseur. Sporen van zijn verblijf in Den Haag zijn terug te vinden in zijn roman De wereld, de hagedis en ik (2009). Zijn laatste boek, een roman over zijn ziekte en de gelijktijdige scheiding van zijn vrouw, draagt de bittere titel Je ne veux pas mourir seul (Ik wil niet alleen sterven).



    

zondag 21 augustus 2011

Tristane Banon - fictie of werkelijkheid


'Hij spreekt met haar af in de rue Mayet, in het 6e arrondissement. Het is een leeg appartement, met houten balken, een koffiezetapparaat in de keuken en een deur die leidt naar een kamer met een twee-persoonsbed. (..) DSK doet de deur op slot. Ze zet haar tas op de tafel en pakt haar dictafoon. Nauwelijks heeft ze de eerste vraag gesteld of hij vraagt of hij haar hand mag vasthouden. (..) Hij begint haar naar zich toe te trekken. (..) Hij pakt haar vast, ze wil zich losrukken, ze vallen op de grond. Hij maakt haar bh los, grijpt haar borsten, laat zijn hand in haar slipje glijden. (..) Ze zegt dat hij in een vreemde droomtoestand leek te verkeren, haar protesten niet hoorde. Ze vlucht, gaat in haar auto zitten, belt haar moeder. Ze krijgt een sms: 'nou, maak ik u bang?'
Een fragment uit een slechte roman? Nee, dit komt uit een artikel in dagblad Le monde, van woensdag 20 juli j.l. Het stuk gaat over Tristane Banon, de 32-jarige journaliste en schrijfster die Dominique Straus-Kahn heeft aangeklaagd voor poging tot verkrachting in 2003, en vermeldt wat Banon zojuist aan de onderzoekscommissie heeft verteld. Dat jaar maakte ze een serie interviews met machtige mannen over fouten die ze in hun carrière begingen, Erreurs avouées (au masculin) (te vertalen als Toegegeven fouten, van het mannelijk geslacht). In dat kader ontmoette ze DSK. Waarom heeft ze niet eerder aangifte gedaan?, wordt haar gevraagd. 'Angst voor wat anderen zouden denken, angst niet geloofd te worden. De Sofitelzaak zou haar hebben geholpen toch de stap te zetten'.
Helemaal gezwegen heeft Banon toch niet. In haar roman Trapéziste, uit 2006, beschrijft ze in vier pagina's de ontmoeting met een 'politiek leider van de grote partij van morgen', in bewoordingen die heel dichtbij de hierboven verwoorde scene staan. Hetzelfde appartement, dezelfde leegte, hetzelfde koffiezetapparaat.  En ook de man die zich opdringt, het interview wegwuift, omdat 'ze wel wat beters te doen hebben', die haar kleren van haar lijf rukt, die haar weerstand wel amusant vindt: 'ze is spitsvondig, dat kleintje!'  'Hij kijkt me aan met de ogen van een neuroticus', schrijft Banon, 'van een verslaafde die zijn injectie niet krijgt. Hij is zichzelf niet meer. Hij is ziek, hij moet zijn spul hebben.' Ze vlucht in haar auto, denkt erover aangifte te doen, stelt zich voor wat er over haar, 'freelancer op zwart zaad', gezegd zal worden: 'Het kleintje heeft zich goedkoop van wat publiciteit willen verzekeren'. 'Weet u nog, dat is Flore, dat meisje dat verwikkeld was in die smerige geschiedenis met die politicus'. Ze gaat naar huis, krijgt een smsje met dezelfde tekst. 
En dan is er nog het Parijse tv-programma van Thierry Ardisson, 93 Faubourg Saint-Honoré, uit 2007, waarin Banon tegen het décor van dînertafel, kroonluchters en schitterende spiegels, vertelt hoe DSK, wier naam toen door een discreet piepje werd vervangen, haar probeerde te verkrachten.
De onbetrouwbaarheid van het geheugen is notoir en feit en fictie staan op gespannen voet. Maar wie is ze eigenlijk, deze schrijfster van wie, voor de affaire DSK, eigenlijk nog niemand had gehoord? Wat voor boeken schrijft ze? En in welke kringen beweegt ze zich?
Haar website laat vooral een fotogalerij zien, met tientallen close-ups. De schrijfster houdt zich ook bezig met modellenwerk. Haar biografie vermeldt een kinderdroom schrijfster te worden, de Ecole supérieur du journalisme,  freelancewerk voor Paris Match en de Figaro en een baan als presentatrice van een programma over communicatie.  Onder het kopje 'revue de presse' zijn alle snippertjes op te vragen die er, vooral in regionale media, over haar zijn verschenen, van L'Echo de la Hautte-Vienne tot Télémoustique. Geen schrijfster dus die vanwege haar literaire werk een wezenlijke plaats heeft verworven in het 'serieuze' Franse literaire landschap.
Drie romans schreef ze: J'ai oublié de la tuer (2004), Trapéziste (2006) en Daddy frénésie (2008), dat vorig jaar ook in een Nederlandse vertaling verscheen onder de titel Als de vleugelslag van een vlinder. Op haar website vertelt Banon dat ze in psychoanalyse is gegaan en daarna 'autofictie' is gaan schrijven. Bij autofictie, een term die door Serge Doubrovsky werd geïntroduceerd en tegenwoordig vooral wordt geassocieerd met de Franse auteur Christine Angot, valt de auteur samen met de hoofdpersoon en/of de verteller, maar in het verhaal, in de narratieve vorm kan de auteur iets verkennen dat niet puur autobiografisch is. De gebeurtenissen in het leven van de auteur worden verteld op een manier die bij de roman hoort. Er kan bijvoorbeeld een verteller zijn in de derde persoon, namen, plaatsen kunnen worden veranderd, omdat de auteur een speciale ervaring nader wil onderzoeken.  'Rien n'est inventé, mais tout est faux', luidt een zinnetje voorin Banons tweede roman, 'Niets is verzonnen, maar alles is onwaar'. En dat geldt weer voor iedere roman.
De vertelster van Banons eerste roman is een meisje dat we volgen van haar achtste tot haar veertiende. Haar vader heeft haar verlaten op de dag van haar geboorte, haar moeder heeft sinds de bevalling nooit meer enige aandacht aan haar besteed. Het meisje, Flore, groeit in welvaart op, met een babysitter, Amira, een lompe, zware vrouw van Marokkaanse afkomst, die aan de drank is en haar handen niet thuis houdt. Flore belt haar moeder, die niet gelooft dat de babysitter haar slaat. 'Je moet naar Amira luisteren, netjes je bed leren opmaken. Laat mama nu werken. Ik ben er volgende woensdag weer'. 'Ja, maar het is pas donderdag!' 'Zie je, je hoeft niet eens een hele week te wachten'. 'Ik ontdek de haat. Ik ben 10 jaar en krijg zin om iemand te doden. Ik ga haar vermoorden, maar ik weet nog niet hoe'. Drama, kortom, pathetiek en doffe ellende. Een verschrikkelijke jeugd waarin Flore zich manhaftig overeind houdt, net niet uit het raam springt en zich afvraagt wat het doel is van het leven. Het is het relaas van haar jeugd, zegt Banon over dit boek, 'alles is waar'. Maar is het ook literatuur? Nee. Vlot geschreven tranentrekkend meisjesproza.
Wat voor een twintiger zo'n meisje wordt, lezen we in Banons tweede roman, Trapéziste, opgedragen aan Frankrijks topjournalist Patrick Poivre d'Arvor. De titel verwijst naar de trapeze-acts die ze in het dagelijks leven moet uithalen, 'tussen heel hoog en en heel laag'.  Ze ziet er leuk blond en frivool uit, 'echt een meisje dat een leuk licht liefdesleven leidt'. Zo'n meisje van wie andere, jaloerse vrouwen die uiterlijk minder zijn bedeeld, denken dat ze alleen goed zijn om 'mannen van drie keer hun leeftijd af te zuigen in de televisiestudio's. En soms hebben ze geen ongelijk'.  Maar van binnen, op die hoge hakken, is ze bang en gaat ze regelmatig op haar bek in het wereldje van bekende mensen, schrijvers en kunstenaars. Ze noemen haar 'liefje' of 'schatje', 'maar dat doen ze alleen maar omdat ze mijn voornaam zijn vergeten'. De ik-persoon heet Flore, schrijft Banon in nogal krom Frans: een 'romanpersonage dat wil aantonen dat de jeugd consequenties heeft op de hersenen en de sociale toekomst die je niet verwacht'.   
De twintiger Flore is een freelance journaliste die nauwelijks genoeg verdient om te kunnen eten, die zich door topjournalisten op hun bureau laat pakken, zich door beroemdheden laat meevoeren naar bedden in vijfsterrenhotels, zich vollaadt met champagne en zich van het ene naar het andere feestje sleept. Een jonge vrouw zonder zelfrespect en zonder kompas. Waren schrijvers als Frédéric Beigbeder en Lolita Pille in staat die wereld van 'people'  en 'showbizz' met satirische afstand en vlijmscherpe pen te caricaturiseren, Banon/Flore gaat er, als personage én als schrijfster,  in onder. Het van Bridget Jones afgekeken begin van ieder hoofdstuk (zoveel euro schuld, zoveel uren tranen, zoveel verloren illusies) vermag daaraan niets te veranderen. Drama, pathetiek en doffe ellende.
Na afrekening met de moeder in haar eerste boek, komt, onverbiddelijk, ook de afrekening met de vader. Nooit heeft ze enige aandrang gevoeld hem te leren kennen maar in Als de vleugelslag van een vlinder, gaat ze 'als een ijverige entomoloog' haar 'vadervlinder' observeren, 'die als een insect zijn broedsel heeft verlaten'. Denkt ze hem eenmaal gevonden te hebben, dan stelt ze alles in het werk om zijn leven en dat van zijn kinderen - degenen voor wie hij wél een vader is geweest -, te verzieken. Maar die koud opgediende wraak belandt op het verkeerde bord. Weer een mislukking, weer een misser, wat zielig, wat triste-anne.
Vergelijk het eens met de meest recente roman van Virginie Despentes, Apocalyps baby, die de noodklok luidt over precies het soort jongeren als Flore. Onder verwaarloosde jeugd verstaat Despentes niet de kinderen die opgroeien in achterstandsgezinnen, maar tieners uit welvarende gezinnen, met teveel geld en te weinig aandacht. Kinderen met dure kleren, altijd het nieuwste mobieltje, maar zonder ouder die grenzen trekt. In duidelijke taal laat Despentes, wier jeugd niet veel gelukkiger was dan die van Banon, zien tot wat voor wanhoopsdaden zo'n meisje, rijk maar doodeenzaam en emotioneel verwaarloosd, in staat is. In eerdere boeken vochten Despentes' gewelddadige vrouwelijke personages met opdringerige kerels en legden zij kalashnikovs aan op potentiële verkrachters. Despentes lapt de wereld aan haar laars, ze laat je literair én niet-literair alle hoeken van de kamer zien.
Banon is in zo'n spel geen partij. Voor haar ga je een doos papieren zakdoekjes halen.


Tristane Banon: J'ai oublié de la tuer. Anne Carrière. 131 blz. Prijs € 15
Trapéziste. Anne Carrière, 215 blz. Prijs € 17
Als de vleugelslag van een vlinder. Vertaald door Nini Wielink, Sirene, 190 blz. Prijs €  16,95
Virginie Despentes, Apocalyps Baby, verschijnt binnenkort bij De Geus.

woensdag 10 augustus 2011

On-Frans geestig?



'On-Frans geestig', kopt het persbericht van de Arbeiderspers als aanbeveling van de uit het Frans vertaalde roman van Tanguy Viel. 'Geestig' en 'Frans' sluiten elkaar uit, althans voor deze persberichtenmaker. Literatuur uit Frankrijk is, zo wil het cliché, filosofisch, saai en wollig, Franse personages hebben een alpinopet op en een stokbrood onder de arm, terwijl ze denken aan seks en o la la. Toch jammer dat de persberichtenmaker nooit heeft geglimlacht bij het lezen van een burleske scène van Jean-Philippe Toussaint, niet heeft geschaterd bij de slapstickstijl van Jean Echenoz of het absurdisme van Didier van Cauwelaert. Ook de zwarte humor van Michel Houellebecq is aan deze persoon verspild evenals de hilarische situaties in het werk van Fouad Laroui. Niet kunnen lachen om de grimmige grappen van Dany Laferrière, Nicolas Dickner met een strak gezicht lezen, in de plooi blijven bij de toneelteksten van Yasmina Reza - je moet het maar kunnen.
Maar nu is er dan Paris-Brest, de eerste roman van Tanguy Viel die in het Nederlands verschijnt, 'on-frans geestig'.  Het is de vijfde roman van Viel, die eerder boeken publiceerde met titels als Cinéma, L'absolue perfection du crime en Insoupçonnable. Net als Echenoz en Toussaint, die iets ouder zijn, heeft hij een passie voor film, vooral voor de film noir, de polar. In dat soort films ballen zich de passies samen in een enkel moment dat de rest van een mensenleven bepaalt. Er wordt met koffers met dubieuze inhoud gesjouwd, veel geschiedt in het donker en naar beweegredenen wordt vaak achteraf gegisd.
Precies deze thema's vind je ook in Paris-Brest, waarin een jongeman, opgegroeid in Brest,vanuit zijn woonplaats Parijs voor een paar dagen naar zijn familie terugkeert. Zijn familiegeschiedenis wordt bepaald door twee fortuinen: het een is verduisterd en de oorzaak van het tijdelijke ballingschap van zijn ouders. Het andere is uit de lucht komen vallen en in de schoot van zijn grootmoeder beland. In de koffer van de verteller zit, figuurlijk gesproken, een explosief: het manuscript van zijn familieroman.
Net als zijn collega Echenoz, gebruikt Viel de technieken van de thriller, de cinema en de slapstick. Hij bouwt spanning op, introduceert elementen waarvan je als lezer begrijpt dat ze mis zullen gaan (een dubieuze jeugdvriend, fraude bij de bouw van een stadion, een diefstal) en geeft zijn verteller voldoende trekken van naïeve loser mee om de lezer stof tot nadenken en meeleven te bieden. Bovendien reflecteert hij, net als zijn collega Laurent Binet onlangs succesvol deed, op de tot standkoming van de roman die we aan het lezen zijn. 'En er zijn inderdaad bepaalde dingen waarover ik het wel zal moeten hebben, omdat ze belangrijk zijn voor het verdere verloop van dit verhaal, dingen die mijn moeder er eigenlijk altijd buiten heeft willen houden en er in zekere zin ook altijd buiten hééft gehouden, als in een gekuiste versie van de geschiedenis, maar zelf ben ik wel verplicht ze op te halen, zelf ben ik verplicht om Kermeur junior als het ware weer centraal op het schaakbord te plaatsen'.
Viels verteller zoekt naar woorden, naar een uitgangspunt, naar de waarheid en die zoektocht bepaalt ook zijn stijl, hernemend, aarzelend, meanderend. Waarin Viel vooral excelleert is - en in dit opzicht is hij verwant aan die andere grote verteller van familiegeschiedenissen, Jean Rouaud - in het oproepen van een sfeer: een woning aan zee, een rusthuis voor oud-mariniers, wind, eenzaamheid, dorpsroddel en broedervriendschap.
Ook de broer van de verteller is beducht voor de roman in de koffer. 'Heb je 'm nu af, je roman? (..) Maar...hervatte hij en hij aarzelde en ik glimlachte omdat ik zijn aarzeling voelde, heb je het dan ..over mij? (..) Ik kreeg het warm aan mijn hoofd, door zo te spelen met vuur, door zo te aarzelen met mijn antwoord terwijl ik er tegelijk om moest lachen dat ik niet te snel wilden antwoorden (...) .Toen zweeg hij verschillende sigaretten lang, en voegde toe: ik popel in elk geval om het te lezen. Ik zal er vast om moeten lachen'.
Niet ongeestig, inderdaad.

Tanguy Viel: Paris-Brest. Vertaald door Katrien Vandenberghe. Arbeiderspers. 144 blz. Prijs € 17,50