woensdag 29 februari 2012

Michelangelo in Istanbul

'Mensen win je door ze te vertellen over veldslagen, koningen, olifanten en wonderlijke wezens; door uit te weiden over het geluk na de dood, de engelen die om hen heen zweven en de demonen die hen bedreigen'. Het zijn de aan Kipling ontleende gedachten van een Turkse danseres, als ze aan de zijde ligt van de slapende kunstenaar Michelangelo Buonarroti. De mens smacht naar verhalen die hen in staat stellen uit hun werkelijkheid te treden en een andere wereld binnen te gaan. Een wereld waar ze zich gelukkig kunnen wanen, hun eigen ik beter leren begrijpen of hun wanhoop kunnen verdrijven.
En ja - er is sprake van een olifant in Mathias Enards vijfde roman. En er wordt een gevecht gevoerd: een onzichtbare, onbekend gebleven, of wellicht verzonnen strijd tussen een paus en een sultan, tussen twee culturen, een kunstenaar en zijn opdrachtgevers. 



Al eerder verdiepte Enard zich via de literatuur in strijd, guerilla en wapentuig. Hij debuteerde in 2003 met een roman die laat zien wat een burgeroorlog doet met een mens (La perfection du tir, Actes Sud), vervolgde met een boek over driehoeksstrijd in de liefde (Remonter L'Orénoque, Actes Sud) en publiceerde daarna een satirisch werkje over de techniek van het terrorisme (Bréviaire des artificiers, Verticales). Met de vuistdikke roman Zone (2008, prix Decembre), die in vele talen werd vertaald, bereikte hij een groot publiek - al is het een allesbehalve toegankelijke roman. In een stroom van woorden, zonder duidelijke zinsindeling, zonder gangbare interpunctie, schetst Enard een panorama van de conflicten die er in de loop der tijden rond de mediterranee zijn uitgevochten. Zijn verteller is een spion die uit het vak wil stappen en voor het laatst een lange treinreis maakt, zijn koffer vol verschrikkelijke verhalen.
In zijn nu in het Nederlands vertaalde roman slaat Enard een andere toon aan. Hij put uit zijn kennis van de beeldende kunst (Enard was student aan de Ecole du Louvre) en van de Arabische wereld (hij studeerde Arabisch en Perzisch, vertoefde lange tijd in die regio en doceert nu aan de universiteit van Barcelona). Een zinnetje uit de biografie van Vasari over Michelangelo intrigeerde hem: de beroemde Italiaanse kunstenaar zou in 1506 een uitnodiging hebben ontvangen van de Turkse sultan Bajazet. Waarom?, vroeg Enard zich af, en zou hij gegaan zijn? Michelangelo was toen in Rome onder contract bij paus Julius II, had mooie opdrachten en werd alom geëerd. Stel dat hij gegaan was, bedacht, Enard, wat zou hij daar dan gedaan hebben?
Uit dat gedachtenspel kwam zijn boek voort. Hij laat Michelangelo naar Istanbul reizen om daar, in opdracht van de sultan, een brug te ontwerpen over de Bosporus, een immense boog die oost en west met elkaar moet verbinden. Paus Julius II geeft hem wel prestigieuze opdachten, maar geeft niet thuis als het op betalen aankomt. De kunstenaar heeft tabak van zijn opdachtgever en tart hem door de opdracht te aanvaarden van een andere wereldheerser.
Het is een intrigerend en symbolisch verhaal dat Enard ons voorschotelt en bovendien prachtig opgeschreven. In korte poëtische scenes schetst hij in wat voor wereld Michelangelo terecht komt. De korte ontvangst door de sultan, de assistent/dichter die hem tot gids dient en verliefd op hem wordt, het atelier dat voor hem in gereedheid wordt gebracht, de aap aan wie hij zich hecht, de opschrijfboekjes waarin hij noteert welke schatten hij ziet en de danseres die over verhalen filosofeert, liggend naast de bezeten kunstenaar die zo weinig in haar lichaam geïnteresseerd is. Michelangelo verkent Istanbul, doorkruist de bazars, laat een dolk maken, schrijft aan zijn broers en zijn vrienden. Het ontwerp dat hij uiteindelijk maakt van de brug moet dat van zijn oudere collega Leonardo Da Vinci verre overtreffen. Michelangelo zal het ware gezicht van Istanbul of van zijn gastheer niet doorgronden, net zomin als de liefde die er door twee verschillende personen voor hem wordt gekoesterd. Veel gebeurt achter de schermen, onzichtbaar en onbegrijpelijk voor een vreemdeling.  
Het is altijd een riskante onderneming een historisch personage te laten optreden in een verzonnen verhaal. Niet voor niets nam Enard achterin een bibliographie op van de archieven die hij consulteerde. Keek Michelangelo inderdaad nooit in de spiegel omdat hij niet van zijn eigen gezicht hield? Nam hij nooit een bad? Schreef hij inderdaad het ene na het andere carnet vol? Was hij inderdaad zo sober als Enard beschrijft? In ieder geval blijft de auteur trouw aan het algemene beeld dat Michelangelo's biografen van hem hebben geschetst. De rest is fictie.
Onlangs verscheen een prachtige, nieuwe korte roman van Enard bij de kleine uitgeverij Inculte. L'alcool et la nostalgie, een poëtisch liefdesverhaal over sneeuw en misverstand, die bij tijd en wijle aan Andreï Makine doet denken. Enard schreef het tijdens een transsiberische treinreis van Moskou naar Novosibirsk.
We zullen nog veel van hem  horen.

Mathias Enard, Vertel hun over veldslagen, koningen en olifanten. Vertaald door Katrien Vandenberghe. Arbeiderspers. Prijs 18,50


dinsdag 14 februari 2012

Geef het Institut néerlandais tijd om geld te verdienen

Je kon er vergif op innemen - het Institut néerlandais in Parijs zou niet aan de radicale bezuinigingen van dit kabinet ontsnappen. Als gevolg daarvan is er sprake van het schrappen van de maatschappelijke debatten en de literaire avonden. Ook de taalcursussen - en met name de winstgevendheid daarvan - worden onder de loep genomen. Het Institut, nauw verbonden met de Nederlandse Ambassade en de Fondation Custodia, die de collectie tekeningen en prenten van Frits Lugt beheert,  is doorgeefluik, podium en uitvalsbasis voor de Nederlandse cultuur in Frankrijk. De Nederlandse taal en cultuur behoren tot haar core business. Maar het heeft ook een makelaarsfunctie waarbij Franse en Nederlandse organisaties aan elkaar worden gekoppeld en wederzijds ervaringen worden uitgewisseld en know how gedeeld. En het Institut is de ontmoetingsplaats voor kunstenaars, beleidsmakers, historici, academici - maar vooral voor de gewone Fransman en de gewone Nederlander. De Fransman die verliefd is op een Nederlandse of zijn specifieke carrièrekansen wil vergroten, leert er Nederlands. De Nederlander die in Parijs terecht komt, ontmoet er zijn buurman.
Buitenlandse Zaken, dat momenteel op veel plekken in de wereld diplomatieke posten sluit, is de grootste financier van het Institut néerlandais. Ook de Franse tegenhanger van het IN in Nederland, het Maison Descartes, ondervindt de gevolgen van bezuiniging aan den lijve. Cultuur is voor de Fransen van oudsher een instrument geweest in de geopolitieke ambities van het land - veel meer dan voor Nederland. Maar ook dit Franse instituut krijgt jaarlijks met de kaasschaaf te maken. Recent kregen alle door de staat gefinancierde Franse instituten niet alleen voor de zoveelste keer minder subsidie, maar ook een nieuwe naam, Institut Français - efficiëntie, samenwerking, kostenbesparing was het parool. Er werden instituten in Europa gesloten, er werden nieuwe geopend in de opkomende economieën Brazilië, China en India.
Ook het IN is onderdeel van de Nederlandse buitenlandse culturele politiek. De afgelopen jaren werd culturele diplomatie het motto, halen én brengen was het wachtwoord, nieuwsgierigheid werd beleid. Geen instelling kan in de globaliserende wereld meer louter de eigen taal en cultuur of handelswaar promoten, het gaat om uitwisseling, dialoog, geven en nemen, kruisbestuiving en wederzijdse inspiratie. Wie nog enigszin wil meetellen zet de ramen open en kijkt van daaruit verdomd goed wat er aan de hand is.
Minister Rosenthal gooit de hele culturele diplomatie uit dat openstaande raam en verheft economische diplomatie tot het enige buitenlandse instrument van de BV Nederland. Het internationaal cultuurbeleid is vereenvoudigd, verengd tot de euro. Enige reflectie is niet aan de orde. Dominee en koopman gingen eeuwen hand in hand, nu gaat de koopman in zijn eentje verder, met zijn handeltje van Hollandse tomaten, bloembollen, chemicaliën, kaas en watermanagement - ook naar Frankrijk. Met cultuur heeft die voortaan alleenheersende koopman niets op. Precies zoals de onlangs overleden schrijfster Hella S. Haasse in 1988 al zei, is hij doordrenkt van 'wantrouwen jegens alles wat te maken heeft met creativiteit op cultureel gebied'.
Laat het IN haar creativiteit aanwenden om te tonen wat haar waarde is - ook economisch. En geef haar een beetje tijd. Juist een dergelijke grensoverschrijdende instelling kan partnerschappen sluiten, als brug functioneren voor de wetenschap en het bedrijfsleven. Niet alleen uitgevers en organisatoren van festivals kunnen de weg naar de Rue de Lille vinden, maar ook advocaten, hoogleraren, docenten, architecten en specialisten op het gebied van dijken en polders. Verhuur, vraag toegang, verhoog de inschrijvingen voor de cursussen, doe aan crowd funding, start bijzondere fondsen, vergroot de bekendheid van het IN in Nederland, zodat straks Henk en Ingrid die een weekendje naar Disney Parijs gaan óók de beroemde tekeningen van Rembrandt in hun combinatieticket hebben en geef ook de Fransen een podium in het IN.
Maar schrap niet de literatuur en het maatschappelijk debat, notabene juist de zaken waarvoor de Fransen zich bij uitstek interesseren, uit de programmering. De échte koopman verkoopt ook een heel assortiment en niet alleen tomaten.

maandag 6 februari 2012

Casanova is geen Don Juan

Ruim 7 miljoen euro betaalde de Bibliothèque Nationale de France vorig jaar voor het originele manuscript van Histoire de ma vie van Giacomo Casanova. De beroemde, achttiende-eeuwse Italiaan schreef in het Frans zijn levensverhaal. Meteen aan de ingang van de expositie die de BNF aan hem wijdt staat een vitrine met een van de dozen waarin de 3700 losse vellen werden vervoerd: een fluwelen box, folioformaat, vuistdik, met daarop in gouddraad de naam Casanova op het diepzwarte fluweel geborduurd. 'Histoire de Jacques Casanova de Saingalt, vénitien, écrite par lui-même à Dux en Boheme' staat er op de eerste bladzijde. Het handschrift is haastig, gedreven, met veel zwierige halen, lichtjes aflopend op de bladzijde. Het Frans is ook nu nog goed te begrijpen, al zijn sommige pagina's lastig leesbaar vanwege de vele doorhalingen en correcties, uitgelopen inkt en andere vlekken.



Casanova schreef Histoire de ma vie in een paar jaar, aan het eind van zijn leven, toen hij als bibliothecaris vertoefde op kasteel Dux in Bohemen - op doktersadvies. De ouderdom sloeg toe, gezondheidsperikelen verhinderden hem verder te leven zoals hij gewend was. Om niet dood te gaan van verveling, zette hij zijn belevenissen op papier. In gedachten beleefde hij opnieuw zijn avonturen. Hij werd weer jong.
In 1798, vlak voor zijn dood, geeft Casanova de dozen met de duizenden vellen in bewaring aan zijn neef. Diens kinderen verkopen het manuscript in 1821 aan de Duitse uitgever Friedrich Arnold Brockhaus uit Leipzig. Er verschijnt een gekuisde versie van enkele fragmenten in een Duitse vertaling. De vertaling wordt door een docent Frans uit Dresden terugvertaald naar het Frans, gecensureerd en geredigeerd. Lang werd aangenomen dat het manuscript de bombardementen op Leipzig tijdens de Tweede Wereldoorlog niet had overleefd, maar het bleek - naar verluid op de fiets - in veiligheid gebracht. In 1960 verschijnt een eerste complete versie van Histoire de ma vie in het Frans en volgt een raadselachtige periode waarin het originele manuscript weer verdwijnt - totdat er vier jaar geleden een telefoontje kwam van iemand die zei bereid te zijn het aan de bibliotheek te verkopen. Op het vliegveld van Zürich kreeg de directeur van de BNFde dozen en hun inhoud te zien. Toen er zich een anonieme weldoener meldde die bereid was de vraagprijs van ruim 7 miljoen euro op tafel te leggen, werd de koop gesloten.
Een jaar later toont de BNF trots haar aanschaf en bouwde er een schitterende tentoonstelling omheen. Het leven is een schouwtoneel en dat van de fameuze Giacomo Casanova al helemaal. Zakenman, alchemist, verleider, spion, reiziger, libertijn, uitvinder, boef, bibliothecaris, gokker - wat was hij niet? Hij was in ieder geval veel meer dan de spreekwoordelijke vrouwenverleider waar men hem nu vooral mee associeert. Tien schouwtonelen richtte de BNF in, die ieder een aspect van Casanova's leven over het voetlicht brengen. De eerste scene toont schilderijen en prenten van Venetië, waar Casanova in 1725 werd geboren; tekeningen van maskers tijdens het Carnaval; en een soort toverlantaarn waarmee door middel van beschilderde glasplaatjes beelden worden geprojecteerd. Gedimd licht voert je de barokke Venetiaanse wereld binnen.
Casanova wordt opgevoed door zijn grootmoeder. Als jongetje lijdt hij aan neusbloedingen en ze neemt hem mee naar een soort heks die rare dingen met hem uithaalt - een episode die zijn interesse voor het irrationele voedt en die hij later in geuren en kleuren zal blijven vertellen. Hij gaat rechten studeren in Padua, bedenkt zich en keert terug naar Venetië. Dan ambieert hij een carrière bij de kerk, maar zijn affaires en een desastreuze preek gooien roet in het eten. Een tijdje voorziet hij in zijn onderhoud als violist en legt zich toe op het kaartspel. Bij alle steden die hij tijdens zijn leven zal aandoen is hij een geducht tegenstander die het toeval aan zijn kant heeft staan. Een deel van de expositie toont bijzondere speelkaarten en andere spelen uit die tijd: trente-et-quarante, eenentwintigen, lansquenet, marseillaise, primiera, hombre, barcarolle, maar ook biljart, schaken, dammen, farao - menigmaal verloor Casanova zijn fortuin, maar even vaak won hij het weer terug.
In 1755 belandt Casanova  in de beruchte gevangenis van Venetië, vanwege  het bezit van verboden boeken over alchemie en kabbalistiek, en vanwege zijn libertijnse levenswijze (hij versierde dames van adel en ook een non, die de maitresse was van een machtige abt). Prachtig is het decor rond het fragment waarin Casanova beschrijft hoe hij zich voelt nadat hij, via het loden dak van de gevangenis, is ontsnapt. Vanuit de gondel waarin hij wegvaart ziet hij een fantastische zonsopkomst, dankbaarheid welt op in zijn hart, tranen kan hij niet langer onderdrukken. Hij vlucht naar Parijs.
Dan pas lijkt zijn leven echt te beginnen. Alle Europese hoven willen het verhaal horen van zijn spectaculaire ontsnapping, overal betekent zijn komst aantrekkelijk amusement. Zijn leven bestaat vanaf dat moment uit reizen: meer dan 67.000 kilometer zou hij de rest van zijn leven afleggen. De expositie toont voorwerpen die hij met zich meenam en eindeloze lijsten die hij maakte van noodzakelijke reisbenodigdheden: etui's, vorken, poederdozen, krultangen, zijden kousen, wandelstokken, kurketrekkers, lorgnetten, olie- en azijnflesjes, tabaksdozen, doosjes van schildpadschild, ringen, armbanden, fazanten, wijn, cadeaus van velerlei aard. De Europese machthebbers die Casanova ontvangen delen hun verborgen agenda met hem, huren hem in voor een geheime opdracht. Zo wordt hij spion, gewiekst handelaar en topnetwerker avant la lettre.
Een hele zaal toont tekeningen en prenten van alle grootheden die hij ontmoette:  de encyclopedisten Diderot en D'Alembert, 'die de kunst verstond iedereen te inspireren met wie hij sprak', de schilder Anton Mengs, paus Clemens XIII, Madame de Pompadour, de Duitse kunsthistoricus Johann Winkelmann en de dramaturg en staatscensor Crébillon père, die in het gezelschap van twintig katten leefde en Casanova's Frans perfectioneerde. Samen met de adellijke Madame d'Urfé, met wie hij een hartstocht voor alchemie deelt en wier fortuin hij schaamteloos plundert, bezoekt hij de filosoof Jean-Jacques Rousseau, 'die leeft van de muziek die hij copieert' en hen volgens Histoire de ma vie onbeleefd en ongeïnteresseerd tegemoet trad. Voltaire had geen hoge pet op van Casanova. 'Een soort grapjas' heeft hij ontmoet, schrijft hij aan zijn correspondenten. In de tussentijd timmert Casanova aan de weg. Overal probeert hij zijn commerciële ideeën aan de man te brengen. In Warschau presenteert hij grootste plannen voor een zeepfabriek. Catherina II van Rusland tracht hij over te halen een nieuw  landbouwsysteem in te voeren - tevergeefs.
Natuurlijk is er op de tentoonstelling ook aandacht voor alle geneugten van het leven zonder welke de dandy Casanova niet kon leven: verfijnde gerechten, goede wijnen, prachtige stoffen, mooie vrouwen. Het goede leven aan de Europese hoven wordt uitgebreid in beeld gebracht. Prachtig is bijvoorbeeld de tekening van François Bernard Lépicié (1744) waarop het nuttigen van een hemels ontbijt, met koffie en chocolademelk, wordt gevierd. Ook die van René Gaillard, waarop een stoffenverkoopster haar schitterende waar uitstalt is typerend voor het rijke leven dat Casanova ambieerde.

Recent gaan er stemmen op die het beeld van de verleider Casanova willen bijstellen. Ook de expositie maakt een onderscheid tussen Casanova en Don Juan, het verzonnen personage uit de gelijknamige comédie van Molière. Ten onrechte zouden de twee vaak verward worden. Volgens Bruno Racine, de directeur van de BNF, was Casanova, anders dan Don Juan, een teder man die nooit een vrouw tegen haar zin verleidde, een feminist zelfs! Ook de Belgische schrijfster Lydia Flem lijkt in haar boek Casanova ou l'Exercice du bonheur (Seuil) die visie te onderschrijven.


In publicaties rond deze tentoonstelling wordt Casanova bovendien uitgeroepen tot een van de grootste schrijvers van de 18e eeuw. Dat lijkt me toch wat teveel eer. 'Mijn leven is mijn onderwerp. Mijn onderwerp is mijn leven', schreef hijzelf. En dat is precies de waarde van zijn werk. Hij geeft ons, eeuwen later, een magnifiek inkijkje in een tijd die we ons nauwelijks meer kunnen voorstellen.
Modern - dat lijkt zijn levensstijl wel. Hij zocht naar een onmiddelijke bevrediging van al zijn behoeften, volgens een credo van lichtheid en lichtzinnigheid. Het was een man die open stond voor alle mogelijke experimenten, met een grote nieuwsgierigheid naar nieuwe ontwikkelingen of het nu ging om occultisme, de techniek van het duel of de laatste gezelschapsspelen. Een gewiekst reiziger die het netwerken heeft uitgevonden voor de term bestond. Maar vooral een man die trouw was en bleef aan één ding: zijn eigen vrijheid.

Casanova, la passion de la liberté, Bibliothèque Nationale de France in Parijs, te zien tot 19 februari. Gelijknamige, schitterende catalogus, BNF/Seuil, € 49.
Vanaf 2013 zal Histoire de ma vie in meerdere delen verschijnen in de Pleiadereeks.

donderdag 2 februari 2012

Bij de dood van Wislawa Szymborska

Gisteren overleed, in haar slaap, op 88-jarige leeftijd, de Poolse dichteres en nobelprijswinnares Wisława Szymborska (Kórnik, 1923). Ze was de dochter van Wincenty Szymborski, beheerder van de Zakopaanse bezittingen van de Poolse graaf Zamoyski, en Anna Maria Rottermund, die 20 jaar jonger was dan haar echtgenoot. In 1924 raakte haar vader zijn baan kwijt en verhuisde het gezin naar Krakau, de stad waar Szymborska haar hele verdere leven bleef wonen. Daar besloot ze op achtjarige leeftijd een roman te schrijven, daar studeerde ze Poolse taal- en letterkunde en sociologie, daar maakte ze de bezettingsjaren door, vreesde ze de Duitse en de Russische soldaat. Daar ook schreef ze in1945 het eerste gedicht dat, in verkorte vorm, van haar werd gepubliceerd: Ik wil dat een enkel woord/ met bloed doordrenkt zal zijn/ laat het als de muren van een stafcel/iedere collectieve grafterp in zich sluiten.



Na de oorlog, bij de eerste vergadering van de Poolse schrijversbond, ontmoette ze de grote Poolse dichter Czesław Miłosz. Aan haar biografen Anna Bikont en Joanna Szczęsna zou ze jaren later vertellen hoe 'de aanblik van een vergeestelijkte dichter, een cherubijn die een varkenskotelet zat te eten' haar verbijsterde. Krakau wordt hét centrum van het Poolse culturele leven, Szymborska is erbij en wordt er jaren later zelf het stralende middelpunt. Ze beschouwde de vrolijke culturele avonden als verzet tegen ,,de absurditeit van de Poolse politiek", zei ze in 2007 in een interview met deze krant.
In 1948 trouwde Szymborska met de dichter en criticus Adam Włodek en verhuisde ze naar een schrijverspand in het centrum. Buitenlandse beroemdheden kwamen bij hen langs, Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir bijvoorbeeld. ,,Hij stond daar met dat geheven vingertje", vertelde Szymborska, ,, en zei dat we van Rusland af moesten blijven. Rusland was onze enige hoop, verkondigde hij. Daar moest ik toen al erg om lachen, hij wist niet eens waar Polen precies lag". De Beauvoir vond ze toen,,een soevereine, dappere vrouw. Ze was meer dan ‘de vrouw van’. Later kwam Graham Greene ook bij ons langs. Aan hem heb ik hartelijke herinneringen.”
In de jaren vijftig schreef Szymborska sociaal-realistische poëzie en 'dichterlijke journalistiek' vanuit een (tijdelijke) communistische overtuiging (Je koos het leven/ van een communist. En de toekomst/wacht op jouw zeges). 'Ik behoorde tot een generatie die geloofde', zei ze daar later over.
Szymborska was lange tijd poëzieredacteur bij toonaangevende weekbladen, zoals het weekblad Zycie Literackie (Het literaire leven).  Meer dan 40 jaar jaar schreef ze feuilletons over boeken, onder de titel Onverplichte literatuur. Het waren beschouwingen over de meest uiteenlopende zaken, van encyclopediëen en herbaria tot boeken over de natuur.
In de tussentijd gaat ze door met het publiceren van gedichten, bijna 20 bundels in totaal - een relatief klein oeuvre met een enorme uitstraling. Toegankelijk zijn haar gedichten, helder, speels, ironisch en vaak met een kwinkslag, in Nederland prachtig vertaald door Ad van Rijsewijk (die vorig jaar samen met John Albert Jansen een mooie documentaire over haar maakte), Gerard Rasch en Karol Lesman. In de jaren 90 vielen haar grote prijzen ten deel, de Goethe Prijs (1991), de Herder Prijs (1995), de Prijs van de Poolse PEN (1996) en tenslotte, in 1996 de Nobelprijs. 
Ze moet een van de minst geïnterviewde nobelprijswinnaars zijn.  ,,Interviews gaan altijd over jezelf en over wat je doet. U weet, daar wil ik niet over praten”, zei ze in 2007 in haar woning, die getuigde van haar voorkeur voor kitsch en curiosa. Waar ze wel over wilde praten was een andere passie, het maken van collages, waarvoor ze alles gebruikte wat ze maar tegenkwam: plaatsjes van apen, engeltjes, ballerina’s, neanderthalers, alles. ,,Als je schrijft ben je alleen, moet je je concentreren op je eigen gedachten, dan is handwerk een vorm van tot rust komen".
In Amsterdam had ze een goede kennis, vertelde ze, ,,ik heb hem een paar keer opgezocht. U zult hem ook wel kennen: Vermeer! Die bewonder ik. Waarom? Ach, wat kunst met je doet kun je niet uitleggen. Die melk die daar al zo’n 300 jaar zo mooi uit dat melkkannetje stroomt, dat licht, die kleurrijke gordijnen..".

Achter haar ogenschijnlijke vrolijkheid, haar sigaret en haar glas cognac school een diep doorleefd besef van de existentiële tragiek. Daaraan gaf ze haar eigen vorm, in poëzie die een uitzonderlijk groot lezerspubliek bereikte. In de bundel Dubbele punt staat een gedicht over ouder worden en vergankelijkheid, De oude professor. Een oude man wordt gevraagd naar de tijd van vroeger, zijn vrienden, zijn gezondheid. ‘Zij verbieden mij koffie, wodka, sigaretten,/ het meedragen van zware herinneringen of voorwerpen./ Ik moet doen of ik het niet hoor,/ antwoordde hij. (..) Als het ’s avonds mooi weer is, kijk ik naar de hemel./ Ik blijf me verbazen’.
,,Dat gedicht gaat over mijzelf", zei Szymborska toen, ,,verwondering is de belangrijkste missie van de dichter.