dinsdag 22 april 2014

Bovary21 - Emma Bovary aan het begin van de 21e eeuw

Essay, blog, reflectie op de consumptiemaatschappij, hilarische dialoog met een verre fictieve voorouder - dat alles is Bovary21, een  bizarre roman van Georges Lewi, verschenen bij de onbekende uitgeverij François Bourin.  Het boek speelt met tijd en plaats, gooit allerlei vocabulaires door elkaar, ontregelt en boeit. De vertelster is Emma7, de zevende nakomeling van Emma Bovary, die, als bekend, in Flauberts boek zelfmoord pleegde door arsenicum te nemen. Nummer één tot en met zes - allemaal zijn ze op hun 27e om het leven gekomen. Ze horen tot de fameuze club van 27, met Kurt Cobain, Jimi Hendrix en Jim Morrison. Emma7 is zich ervan bewust dat haar eenzelfde lot beschoren zou kunnen zijn. In een groot deel van het boek richt ze zich in de jij-vorm tot haar oermoeder, ze kent iedere zin uit Madame Bovary en refereert er in haar tekst voortdurend aan. Alle zinnen uit de roman echoën na in dit boek.


Bovarysme - in onze tijd geldt het als een fenomeen dat bij jonge mensen wordt geconstateerd, een gevoel van onbehagen, ontevredenheid, het idee niet te voldoen aan de hoge verwachtingen die men van zichzelf heeft, onvrede over het idee dat men niet op zijn merites wordt geschat. Het kind is opgevoed als prinsje, hij wordt geprezen, er wordt naar hem geluisterd, autoriteit is uit den boze. Dan komt de kennismaking met de maatschappij hard aan.
Emma7 is een kind van haar tijd: ze is een kei in marketing, is ideeënrijk en beheerst alle verkooptechnieken tot in de puntjes. Als stagiaire bij Gody (een wereldwijde fabrikant van blikjes te zoete frisdrank), zet ze in opdracht van haar baas Charles een nieuwe 'duurzame' verkooplijn uit, waarmee de blikjes een zogenaamd groen imago zullen krijgen. Er is uiteraard niets duurzaams, laat staan iets groens aan het produkt - het gaat om de winst, de verkoop, de marge. Langzamerhand komt Emma7 terug van haar gewetenloze marketingtechnieken. Ze doet ervan verslag ophaar wereldwijd gelezen blog en neemt zo het voortouw in een proces van bewustwording van haar generatie.
In die blogs karakteriseert ze haar tijdgenoten, 'les nouveaux Bovary', geboren rond 1990, groot geworden met wikipedia en google, zonder enig historisch besef, onzeker en zoekend naar houvast. En toch - wat is er nu écht voor nieuws onder de zon? Haar Charles lijkt precies op de Charles van haar verre voorouder, en ook de charmante Rodolphe is niets veranderd. Emma7 mag dan duizenden vrienden hebben op facebook en honderdduizenden volgers op twitter - veel gelukkiger is ze niet. Bovary21 is geestig én verontrustend, hilarisch én to the point.

George Lewi, Bovary21, Editions François Bourin.


zondag 13 april 2014

Pierre Rosanvallon en zijn pamflet over het parlement van de onzichtbaren

De bestuurder van de metro die door de donkere krochten van Parijs rijdt, de leverancier die uitgescholden wordt omdat zijn vrachtwagen voor opstoppingen zorgt, de voortijdige schoolverlater die als arbeider in een opslagplaats terecht komt - al deze mensen doen hun verhaal in een van de boekjes uit de serie Raconter la vie. Tientallen anderen vertellen over hun dagelijks leven op de gelijknamige website. Ze zijn onderwijzer, verpleegster, vertegenwoordiger of advocaat, ze wonen in de banlieue of op het platteland, ze zijn zwart, gescheiden, werkeloos, theatergek, boos of bevlogen. Zoveel mensen, zoveel verhalen. 'De échte roman van de samenleving van nu', verkondigt de homepage van de website enigszins provocerend. Wie wil weten hoe Frankrijk ervoor staat, hoe het leven van de gemiddelde Fransman eruit ziet, hoeft, met andere woorden, alleen maar zijn verhaal te lezen.



Dat is het uitgangspunt van het manifest van de Franse socioloog Pierre Rosanvallon, een autoriteit op het gebied van democratie en democratisch burgerschap, een Europese links-geëngageerde, politieke denker, verbonden aan het Collège de France en twee jaar geleden in Nederland onderscheiden met de Spinozalens. Steeds weer wijst hij in zijn werk op de erosie van het vertrouwen in de politiek - volgens hem niet per se negatief - en duidt hij de opkomst van het populisme en het verzet tegen de elite. In de Nederlandse introductie op zijn werk, Democratie en tegendemocratie, betoogt hij onder andere dat Europa niet democratischer wordt via instituties. Juist de maatschappelijke pluriformiteit moet meer tot uitdrukking komen: moderne, kritische burgers moeten permanent hun stem verheffen, hun politieke leiders controleren, reageren als hen iets niet bevalt.
Met zijn manifest blijft het niet bij constateren en duiden, maar onderneemt Rosanvallon daadwerkelijk actie. De politiek is niet in staat effectief op de enorme veranderingen in de maatschappij te reageren, vindt hij, de burger voelt zich onbegrepen en in de steek gelaten, niet gehoord en buitengesloten. De burger is, kortom, onzichtbaar, hij doet niet mee. Het 'parlement van de onzichtbaren' dat hij in het leven roept, geeft hem een stem, laat hem zijn verhaal vertellen.
Zoals David van Reybrouck in zijn boek Tegen verkiezingen betoogde dat het concept van de democratie onder druk staat, meent ook Rosanvallon dat het huidige systeem niet meer voldoet: hoe vorm te geven aan een democratie waarin het volk minder 'leesbaar' is geworden, waarin alles draait om het individu, het persoonlijke? Door middel van een 'narratieve democratie', denkt Rosanvallon, een democratie waarbij de stem van de burger zich niet beperkt tot het moment van de verkiezingen, maar een waarin hij voortdurend zijn stem laat horen.
Daarbij plaatst de socioloog zich nadrukkelijk in de literaire traditie. Vooral voor de roman ziet hij een rol weggelegd, voor het 'récit' om precies te zijn. Al in de negentiende eeuw verscheen de Encyclopédie morale du XIXe siècle, Les francais peints par eux-mêmes, een reeks van mer dan vierhonder geïllustreerde teksten, alle toegespitst op ‘types’ en ‘karakters’ van die tijd (postbode, scharensliep, zijdeverver, kantoorbediende). De vorm van de ‘morele encyclopedie’ sloot aan bij de toen heersende mode van de zogenaamde ‘fysiologieën’, korte geestige karakterschetsen waarop alle toen beroemde schrijvers zich toelegden. De reeks wilde de lezers een sociaal panorama van hun eeuw verschaffen – literatuur als spiegel van de maatschappij.
Maar Rosanvallon plaatst zijn initiatief in een bredere traditie. Hij refereert ook aan Dickens, Thackeray en Trollope, auteurs die hun lezers een waarachtig beeld van hun tijd wilden voorschotelen. Dat ook politici het belang van schrijvers, dramaturgen en andere kunstenaars kunnen inzien, illustreert Rosanvallon met het Federal Writers' Project van Franklin D. Roosevelt. Na de crisis van 1929 gaf de Amerikaanse president  zo'n 6000 kunstenaars opdracht  een portret van het land te vervaardigen, wat resulteerde in een reeks gidsen die niet toeristisch van aard waren, maar eerder sociologisch. Het ging om het leven van de 'gewone Amerikaan'.
In de recente Franse literatuur ontdekt Rosanvallon ook een aantal auteurs die volgens hem sociologisch te werk gaan. Annie Ernaux, Pierre Michon en François Bon nemen allemaal de gewone of marginale mens als uitgangspunt voor hun werk. Verder wijst hij op het succes van de policier in Frankrijk en van onderzoeksjournalisten als Florence Aubenas. Ook buiten Frankrijk ziet hij een terugkeer naar 'récits de vie', verhalen met een nauwere band met de werkelijkheid. In Nederland zou je kunnen denken aan het succes van het concept 'waar gebeurd' en de documentaire non-fictie.    
Literatuur is, volgens Rosanvallon, essentieel in de ontwikkeling van de democratie, zij heeft een morele en politieke functie in het scheppen van een gemeenschappelijke wereld. Zij geeft mede vorm aan het Europa van morgen. De samenleving moet worden verteld, betoogt Rosanvallon - dat is niet alleen de taak van de literatuur, maar ook van de wetenschap, de pers en de film. In onze tijd worden kunst en cultuur gedwongen hun maatschappelijk nut aan te tonen - Rosanvallon verschaft hier een mogelijk antwoord. De kunstenaars hebben zich tot nu toe niet laten horen. Dat kan nog een interessant debat opleveren.  


Pierre Rosanvallon, Le parlement des invisibles. Seuil. 69 blz. www.raconterlavie.fr.
Van dit stuk stond een ingekorte versie in NRC Handelsblad van 4 april j.l.

zondag 6 april 2014

Guy Walter: Outre mesure

Guy Walter is het boegbeeld van de Villa Gillet in Lyon, de motor achter het literaire evenement Les Assises du Roman en een aantal andere grote, internationale, ook niet-literaire festivals in Frankrijk en in New York. Maar hij is ook schrijver. Onlangs verscheen van hem een prachtige verhalenbundel Outre mesure, bij uitgeverij Verdier.



Verhaal, gedicht, beschouwing, een schilderij van woorden - er is eigenlijk geen genreaanduiding te bedenken voor wat Walter in zijn boek doet. Als lezer laat je je meevoeren in zijn schitterende taalgebruik, dat meer van poëzie dan van proza weg heeft. Hij heeft het over Rimbaud en Verlaine, over de schilders Antonio Mancini, over Trophime Bigot en Quentin Varin. Over hun vaders, het licht dat ze zoeken, over onuitgesproken vriendschap, hun 'folie'. Ze zijn volstrekt onbekend, maar Walter brengt ze van binnenuit, alsof hij ze heeft gekend. Hij psychologiseert niet, maar wijst op details. De hoeken van de tafel waaraan Fantin-Latour Verlaine en Rimbaud schildert, staande temidden van de Parnassiens, de literaire avant-garde van zijn tijd.
Zijn personages zoeken hun weg, ontdekken hun lichaam, hun seksualiteit. Ze laten hun tienertijd achter zich, weten dat ze voorbestemd zijn voor een leven dat anders is dan dat van de anderen. Ze worden gedreven door wat Hella S. Haasse de 'daimoon' noemde, de kracht van de creativiteit, met het vonkje 'folie' dat daarbij hoort. In het eerste récit lijkt Walter zichzelf meer plaats te geven dan in de andere vier verhalen. Zelden heb ik elders zo prachtig gelezen welke impact de kennismaking met de kunst, met de literatuur, met de schilderkunst kan hebben op een adolescent. Kunst laat de wereld openspringen, zei Haasse me ooit, en dat is precies wat Walter hier onder woorden weet te brengen. Wie wil lezen wat kunst vermag, leze Outre mesure. Het hier parafraseren zou slechts een bleke weergave kunnen zijn van zijn messcherpe, poëtische stijl.



'Je savais d'ores et déjà que je n'étais pas tout à fait pareil, pas tout à fait un garçon comme les autres, et parfois le pas tout à fait, le d'ores et déjà, m'empêchaient de respirer et je compris tout de suite, sans attendre, que respirer, ce serait ce qu'il me faudrait défendre, que c'était même la seule chose qu'il faudrait que je sache défendre, tout ma vie, envers et contre tout.'
'J'ai compris que tous ces poèmes faisaient souffler le vent dans les veines, battre le coeur, oui, et que c'était cela la grandeur, l'agrandissement, et que plus jamais je n'aurais peur, que ce serait impossible pour moi d'avoir peur, fini la peur, parce qu'il me suffisait de respirer pour être aux dimensions de la nuit, aux dimensions du jour.'

Guy Walter, Outre mesure, Verdier, 89 blz, € 11