vrijdag 10 juli 2015

Jenny Erpenbeck over Een handvol sneeuw, bekroond met de Europese Literatuurprijs 2015

Het verleden is nog zo dichtbij

Jenny Erpenbeck komt bij haar huis aanlopen met twee grote bekers ijs. Ze woont in de Berlijnse wijk Mitte, aan een mooi groen plein waar ze vanuit haar werkkamer op uitkijkt. Haar huis is groot, het heeft een werkkamer voor haarzelf, voor haar man die dirigent is, een bibliotheek waar de boekenkasten metershoog zijn, een kamer voor hun zoon, een eetkeuken, een logeerkamer waar momenteel haar Amerikaanse vertaalster bivakkeert, en een beschaduwd terras. Ze maakt twee bekers koffie, pakt het ijs en spreekt ondertussen aan een stuk door over haar huis, haar leven en haar schrijven. Ontzettend blij was ze met de prijs uit Nederland, ze kreeg voor haar boek ook de Foreign Fiction Prize, wat jammer dat haar moeder dit alles niet meer kan meemaken.



Uw boek omvat bijna de hele twintigste eeuw. Het begint met de dood van een baby, die u vervolgens tot leven wekt, een procedé dat u een aantal keren herhaalt. Het is een what if roman met een hele bijzonder compositie. Hoe kwam die tot stand?

Als iemand sterft, denk je vaak: wat zou er gebeurd zijn als die knip in het leven op een ander moment zou zijn gemaakt? Je vraagt je dan af of die persoon dezelfde zou zijn gebleven, of dat het beeld dat je van iemand zou hebben heel anders zou zijn geweest. In mijn boek wilde ik die knip op verschillende plekken maken. Dan krijg je een verhaal dat iets vertelt, weer terugkomt, weer iets anders vertelt en zo blijven de mogelijkheden uitdijen. Al die mogelijkheden zitten hoe dan ook in het verhaal en het worden er steeds meer. Dat geldt niet alleen voor de mogelijkheden van de hoofdpersoon, maar ook voor die van alle andere personages. Familie, vrienden, ze krijgen allemaal een groter verhaal. In mijn boek gaat de vader in het ene verhaal naar de VS, in het volgende blijft hij ambtenaar, dan lijdt hij honger. Wat ik spannend vond was dat een personage veel meer vlees op de botten krijgt dan wanneer hij alleen maar dat ene personage bleef.

U wilde meer levens, meer ruimte scheppen?

Ja, en daarbij, chronologie is ook niet alles. Ik had het gevoel dat de weg die je gaat meer is dan een snoer, het leven is een driedimensioneel iets, het is bijna lichamelijk, de mogelijkheden die we hebben zijn zo veelsoortig, we doen één ding tegelijk, maar al het andere wat we doen is er ook.  Ik denk ook vaak dat zinnen die we uitspreken hun eigen leven hebben, ze worden overgedragen van generatie op generatie. Ik heb bijvoorbeeld zinnen van mijn overgrootmoeder in het oor en misschien ontdek ik als ik ouder word waar de zin vandaan komt. Dat vind ik spannend.

U rijgt de tijd op een bijzondere manier aan elkaar. Soms lees je de alinea die je al hebt gelezen opnieuw in een andere context. U vraagt veel van uw lezers.

Ja, dat is ook goed, ze moeten niet moe zijn als ze mijn boeken lezen, het is een beetje detectivewerk.

Uw boek is echt Europees. U laat de vader die naar de VS gaat nadenken over de manier waarop Europa is gevormd: ‘binnen Europa hadden de mensen zich van oudsher, al zwervend over het vasteland, vermengd en een nieuw onderkomen gezocht als een land te weinig opleverde of het leven er om een andere reden ondraaglijk werd. (..) Hier stuurden ze de mensen die ze niet wilden gewoon weer het water op, die mochten thuis te gronde gaan of als overtollige jonge katjes gewoon op zee verzuipen’.
Ja, dat klopt, het is echt Europees. Europeanen vergeten altijd dat we eigenlijk allemaal emigranten zijn. We komen allemaal ergens anders vandaan. Zo zit onze geschiedenis in elkaar.

Voelt u zich een Europese schrijver?

Ach. Weet u, op het moment zijn er huizen populair waarin je geen kamers meer hebt, maar gewoon enorme ruimten. In de ene hoek wordt geslapen, in de andere zit de keuken,  in een andere staat de tv. Daar ben ik geen fan van. Het is wel mooi kunstzinnig, maar ik vind het jammer als de dingen unspeziell zijn. Onzin vind ik ook de normen uit Brussel die een bepaald soort kaas verbieden of bepalen dat onze jam geen confiture meer mag heten. In die zin voel ik me niet echt Europees. Ook niet specifiek Duits. Ik ben gewoon een mens die in Berlijn, in een bepaalde omgeving is opgegroeid. Het zou mooi zijn als we Europa echt maakten om vrede te garanderen, maar dat geloof ik eigenlijk niet. De poging om van Europa een eenheid te maken  is toch in eerste instantie economisch en ingegeven om een tegenwicht tegen de VS te creëren.

En op het gebied van de literatuur?

Zelfs hier wordt me vaak gevraagd of er een groep is waartoe ik behoor. Maar ik heb overal op de wereld, in Zuid-Afrika, Canada, India mensen met wie ik me verbonden voel, naar wier werk ik nieuwsgierig ben. Iedereen zit alleen aan de schrijftafel. Ik zit nu eenmaal in Europa, en mijn familie is onderdeel van de Europese geschiedenis. Mijn familie is een uitsnede uit de mensheid. Zo zie ik dat. Bij het schrijven van dit boek is me bijvoorbeeld ook zo duidelijk geworden dat Wenen eigenlijk de hoofdstad was van een enorm rijk en daarna volledig overbodig werd. Plotseling had men nog wel een grote hoofdstad, maar het rijk was weg. Dit soort dingen ontdekken, dat vind ik spannend.  De migratiestromen in Europa vind ik interessant. Hoe langer ik me daarmee bezig houd, hoe meer ik ze begrijp. Dat interesseert me. Mijn overgrootvader ging van Oekraïne naar het huidige Polen, het andere deel van mijn familie kwam weer uit een andere richting, er waren ook oostzeevaarders bij, die tot in China gevaren zijn.

U heeft dus niet zozeer een Europese maar een wereldomvattende blik. Toch is de Europese geschiedenis wat schrijvers hier gemeen hebben. 

In bredere zin hebben we het voorrecht gehad -, nou ja, voorrecht is een raar woord in dit verband - dat we die oorlogen hebben gehad, dat we vreselijke dingen hebben meegemaakt. Voor de Amerikanen bijvoorbeeld was dat heel ver weg. Ik wens niemand die ervaring toe, maar hij is er nu eenmaal. We voelen die achtergrond nog steeds.  Een vriend van me wil een boek maken over de geesten die Berlijn bewonen. Amerikanen kunnen zich heel moeilijk voorstellen wat voor een enorme geschiedenis Berlijn kent. Ik ben in Berlijn opgegroeid, ik heb de Bombenlücke gekend, de gaten in Berlijn veroorzaakt door de bombardementen. En dan zie je hoe het volgebouwd wordt. Dat wordt nooit meer normaal. Als er een huis gebouwd wordt, is dat niet zomaar een huis, maar een huis op een plek waar vroeger een bom is gevallen. Ik woon vlak bij de muur, als je een schep aarde neemt, zie je de fundamenten van de vroegere kelders nog. De grond is zo zwaar belast. Het verleden is nog zo dichtbij.

In Berlijn kun je niet om de geschiedenis heen.

Als Duitser word je er altijd mee geconfronteerd. We hebben ons zo extreem slecht gedragen. Je kunt er niet omheen. Je kunt alleen mittendurch.

Voelt uw generatie zich daarvoor verantwoordelijk, voelt u zich verplicht er een verhouding toe te zoeken? Of kunt u zeggen ‘das war einmal’ en nu schrijf ik over iets wat daar helemaal niet mee te maken heeft?

Wat mij achterdochtig maakt is dat in andere landen vergelijkbare verschrikkelijke dingen gebeurd zijn, wij waren wel extreem, maar hetzelfde is in zoveel andere landen ook te zien. Denk aan de Inca’s, Ruanda, de mens heeft een enorm potentieel aan barbaarsheid. Bij mij is het zo, en daaraan zie je misschien dat ik me verantwoordelijk voel, dat ik dolblij ben dat mijn grootouders antifascisten waren. Ik was een keer in Israël voor een paar dagen,  en toen was ik daar zo gelukkig om. Je staat niet graag aan de andere kant. Hoewel het ook onzin is: als ik nazi grootouders had gehad, had ik er niets aan kunnen doen. Je wordt in een familie geboren, je hebt altijd de mogelijkheid de dingen beter te doen. Maar het is helemaal niet zo makkelijk de dingen goed te doen. Ook vandaag niet. Men zegt altijd dat we ons met het verleden moeten bezighouden zodat we in de toekomst niet opnieuw dezelfde fouten maken. Maar ik geloof dat iedere generatie weer van voor af aan moet beginnen. En dat is eigenlijk veel erger. Ik denk dat er vandaag net zoveel nazis zouden zijn als toen.  Ik heb net een boek over vluchtelingen afgemaakt, getiteld Gehen, ging, gegangen. Er zijn maar weinigen die zich om hen bekommeren. Er wordt altijd gezegd geef de arme Afrikanen geen hoop, wij kunnen het probleem ook niet oplossen, ze moeten het in Afrika doen.  Maar er zijn er hier toch nog een paar die helpen. Dat heeft misschien toch te maken met het naziverleden, het is iets meer verankerd. Maar het is ook geen massale beweging.

U komt uit een beroemde schrijversfamilie in de DDR, in hoeverre heeft die u gevormd?

Ik heb geluk gehad met mijn familie, mijn moeder was vertaalster uit het Arabisch, ze vertaalde onder andere Naguib Mafouz. Mijn vader was chemicus, maar wisselde toen naar filosofie, schreef romans en gedichten, gaf kunstboeken uit. Mijn grootmoeder was schrijfster, ze heeft alle prijzen gewonnen die er waren. Ze was een bestsellerauteur, verkocht meer dan anderhalf miljoen boeken.  In de DDR was ze beroemd, in het Westen kent niemand haar. Mijn grootmoeder schreef acht uur per dag. Ze was eerst actrice, ontmoette mijn grootvader die acteur was.  In onze familie schreef iedereen, we spraken de hele dag over literatuur. Het was zo gewoon dat ik geen schrijfster wilde worden, ik vond het saai.

Uw boek laat zien hoe je de geschiedenis mettertijd steeds weer anders interpreteert. Alles is voortdurend in beweging. ‘Was ze eigenlijk ooit dezelfde? Waren er ook maar twee momenten in haar leven waarop ze met zichzelf te vergelijken was?’, schrijft u.

Dat denk ik altijd, het geldt zelfs in het privéleven. Het is ook de vraag naar wat identiteit is. Ik ben  moeder van mijn zoon, vrouw van mijn man etcetera. Ik wissel dat voortdurend af, ik ben dan echt iemand anders, ik spreek anders, doe andere dingen. Het gebeurt toch regelmatig dat je zegt: dat had ik nooit gedaan, terwijl dan even later blijkt dat je het toch zo gedaan hebt. Je bent het vergeten. Denk aan Grass of aan mensen van de Stasi, ze zijn werkelijk vergeten dat ze iets hebben ondertekend. En ik kan me voorstellen dat het toen gewoon niet die betekenis had. Als je ouder wordt en je terugkijkt zie je dat er toch ergens een verband was. Toen ik jong was deed ik de dingen gewoon, pas later krijg je mee uit wat voor familie je eigenlijk stamt, van wat voor materiaal je eigenlijk bent gemaakt.

Uw boek is niet vrolijk. Maar er zijn wel personages die zich voor een zaak willen inzetten, die geëngageerd zijn.


Er zijn gelukkig altijd weer jonge mensen die zich ergens voor inzetten. Vaak heb ik het idee dat de bevrediging van onze behoeften, het consumeren, voorop staat. Als je uit het Oosten komt zoals ik ben je op dat punt sceptisch opgevoed, ik zie dat als grote manipulatie om de mensen rustig te houden. Daarom heb ik nu ook dat boek over de vluchtelingen geschreven. Het is een enorm thema dat middenin onze steden aanwezig is en niemand schrijft erover. Je kunt natuurlijk zeggen Erpenbeck is gek geworden, we weten dat allemaal al, en het is bovendien geen thema voor de literatuur. Maar dat is het wel. Iemand zal toch willen weten hoe het die mensen echt vergaat? Ik heb de neiging de wereld te willen verbeteren, net als mijn communistische grootouders. 


Een handvol sneeuw is vertaald door Elly Schippers en verschenen bij Van Gennep.